Emmeloord stadsrechten

Stadsrechten en andere bijzondere rechten (marktrecht – tolrecht – muntrecht en recht op stadsmuren) zijn natuurlijk iets van de late middeleeuwen. Globaal van 1200 tot eind 1600. Dus ‘no way’ dat Emmeloord zich een stad kan noemen.

Echter …. Emmeloord is de voortzetting van het oude Emmeloord (Emelwerth / Emeloirt)  op Schokland. En dat Emmeloord was eigendom van Amsterdam. Uit documenten was gebleken dat de “heerlijkheid Emelwaerde”  (Emmeloord),  privilegiën genoot.

Dus kreeg Emmeloord LUDIEK stadsrechten, uitgereikt door de Commissaris van de Koningin van Noord Holland. Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Noordoostpolder mogen zich sindsdien Schout en Schepenen van de Stad Emmeloord noemen.

STADSRECHTEN VOOR EMMELOORD

Stadsrechten en andere bijzondere rechten (marktrecht – tolrecht – muntrecht en recht op stadsmuren) is natuurlijk iets van de late middeleeuwen.
Globaal van 1200 tot eind 1600.

Op 10 september 1992 kende commissaris van de Koningin prof. dr. J.A. van Kemenade van Noord-Holland door symbolisch gebaar stadsrechten toe aan Emmeloord.

De bestuurder handelde in opdracht van de Staten van Holland, waar de nabijgelegen voormalige eilanden Schokland en Urk ooit ook deel van uitmaakten.
Dit werd mogelijk nadat uit documenten was gebleken dat de “heerlijkheid Emelwaerde” -Emmeloord- privilegiën genoot.

Tijdens deze ludieke bijeenkomst van de provincies Flevoland, Overijssel en Noord-Holland op Schokland werd Godin Fortuna als schutspatrones aangesteld.
Een buste van haar werd jaren geleden in de bodem ten zuiden van Emmeloord gevonden. (zie onderaan de pagina)

Voortaan zal haar beeltenis het gemeentehuis sieren en mag de stad zich ‘Civitas Fortunae Emmeloordis’ noemen. Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Noordoostpolder mag zich sindsdien Schout en Schepenen van de Stad Emmeloord noemen.

Dus….

Emmeloord, 10 september 1992. stadsrechten

In naam van de Staten van Holland als laatst rechthebbende van de heerlijke rechten over Urk en Emmeloord, zijn op 10 september 1992 door de Commissaris van de Koningin in Noord-Holland, prof. dr. J.A. van Kemenade, stadsrechten toegekend aan Emmeloord. Als schutspatrones is aangesteld de godin Fortuna. Een buste van de godin is ooit gevonden in de bodem ten zuidwesten van Emmeloord en bevindt zich in Museum Schokland.

Haar beeltenis zal het gemeentehuis gaan sieren. Emmeloord mag zich voortaan Civitas Fortunae Emmeloordis noemen.

De oorkonde met de daarin vermelde privileges die bij de stadsrechten behoren is door de Noord-Hollandse commissaris uitgereikt aan burgemeester drs. M.A.J. Knip, die zich voortaan Schout van de Stad Emmeloord mag noemen, terwijl de wethouders van de gemeente Noordoostpolder aangesteld zijn als Schepenen van de Stad Emmeloord.

Het aanbieden van de rechten geschiedde in een ludiek getinte bijeenkomst van de provinciale besturen van Noord-Holland, Overijssel en Flevoland samen met het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder op het voormalige eiland Schokland.

De drie provinciebesturen hebben in de geschiedenis van Noordoostpolder een belangrijke rol gespeeld. In het grijze verleden is dat Noord-Holland geweest, omdat de heerlijkheden Urk en Emmeloord primair behoorden aan het graafschap Holland die het gezag overigens liet uitoefenen door leenmannen. Vijftig jaar geleden, op 9 september 1942, toen de Noordoostpolder officieel “droog” werd verklaard, werd het gebied tijdelijk ingedeeld bij de provincie Overijssel, terwijl de gemeente sinds 1986 deel uitmaakt van de toen nieuw ingestelde 12e provincie van Nederland, de provincie Flevoland.

In een informele sfeer hebben de drie provinciale besturen met het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder van gedachten gewisseld over het wel en wee van Noordoostpolder in de afgelopen vijftig jaar en de invloed van de drie provincies daarop.

Hieronder treft u aan de tekst van de toespraak van prof. dr. J.A. van Kemenade, Commissaris van de Koningin in Noord-Holland. De tekst van de oorkonde behorend bij de stadsrechten van Emmeloord

Toespraak

van de Commissaris van de Koningin, prof. dr. J.A. van Kemenade, ter gelegenheid van het vijftig jaar bestaan van de Noordoostpolder op 10 september 1992.

Dames en heren,

Negen september 1942 is een dag om nooit te vergeten…..

Met de drooglegging van de tweede Zuiderzeepolder werd een oppervlakte van 48.000 ha land op de zee heroverd. Vandaag herdenken wij met elkaar het feit dat het 50 jaar geleden is dat op deze wijze de Noordoostpolder is ontstaan.

Vanaf het prille begin is de aantrekkingskracht van de polder groot geweest. Waren het gedurende de eerste jaren van haar bestaan vele honderden onderduikers, die ten tijde van de Tweede Wereldoorlog in de Noordoostpolder een dankbaar toevluchtsoord vonden; in de jaren van de wederopbouw waren het met name jonge boerengezinnen, die zich in groten getale in dit nieuwe gebied wilden komen vestigen. Tot 1962 was vrije vestiging hier echter niet toegestaan maar werden de landbouwers op kundigheid en ervaring geselecteerd!

Er is hard aan gewerkt om de zeebodem in korte tijd te herscheppen in bewoonbaar en vruchtbaar landbouwgebied en ook de sociaal-economische opbouw van de polder is voorspoedig verlopen. De naam van de ontwerper van de plannen – Min. Dr. Ir. C. Lely – mag in dit verband zeker niet onvermeld blijven.

Graag ga ik echter met u bij deze gelegenheid even verder terug in de tijd.

Het zal menigeen niet bekend zijn dat de voorgeschiedenis van dit jonge gebied zelfs rijkt tot in de prehistorie. In het gemeentelijk museum Schokland, de plaats van deze bijeenkomst die vernoemd is naar het voormalige eiland dat zich in deze omgeving in zee uitstrekte, treft u sporen aan van de vroegste bewoners van deze streek. U kunt daar archeologische en geologische vondsten bewonderen, die zelfs wijzen op bewoning in de oude steentijd; meer dan 10.000 jaar geleden!

Met een grote sprong in de tijd ga ik over naar de periode van de 12e tot de 19e eeuw op de eilanden Ens en Emmeloord, die slechts van elkaar gescheiden waren door een dijk en vanaf de 18e eeuw tezamen als het eiland Schokland werden aangeduid.

De historie van Schokland mag gerust bewogen genoemd worden. Voortdurend heeft de bevolking strijd geleverd met de elementen maar alle beveiligingsmaatregelen ten spijt bleek het eiland niet bestand tegen het geweld van de Zuiderzee. Meerdere keren liep het eiland zelfs geheel onder water; de echte Schokkers lieten zich echter niet zonder slag of stoot verdrijven. Totaal geïsoleerd van de bewoonde wereld en zó vergroeid met hun omgeving bleven de laatste pioniers hun eiland tot aan zijn ondergang trouw. Pas nadat de rijksregering Schokland in 1858 onbewoonbaar verklaard had, was men bereid dit steeds kleiner wordende lapje grond te ontruimen om zich op het vaste land te gaan vestigen.

Behalve de strijd, die met de elementen geleverd moest worden, trof de bevolking het in die dagen ook met het bestuurlijk gezag niet altijd even goed.

Primair behoorden de heerlijkheden Urk en Emmeloord aan het graafschap Holland maar het gezag werd uitgeoefend door leenmannen. Met de belening van deze heerlijkheden werd echter zó onzorgvuldig omgegaan dat men uit de overlevering de indruk krijgt dat de eilandbevolking veelal drie heren tegelijk heeft moeten dienen. Dit waren bovendien niet altijd heren van onbesproken gedrag!

In de Middeleeuwen blijken de graven en heren van Kuinre in deze streek een belangrijke rol gespeeld te hebben.

Behalve dat er regelmatig gestreden werd met de bestuurders van Friesland, leert de geschiedenis ons dat deze heren zich in de 14e eeuw berucht maakten als zeerovers terwijl zij in de 15e eeuw wel erg gretig gebruik maakten van hun bevoegdheid op het gebied der penningkunde. Zo plachten zij in zelf geslagen munten Engels, Vlaams en Brabants geld na te maken.

Ik hoop echter met u dat in de geschiedschrijving met name de pikante uitzonderingen op de dagelijkse praktijk terechtgekomen zijn en dat deze heren in het algemeen op correcte wijze omgingen met hun muntrecht zodat u trots kunt zijn en blijven op uw gemeentewapen, waarin onder meer dit muntrecht van de graven is opgenomen.

Het beheer van de eilanden bleek de particuliere heren maar weinig inkomsten op te leveren en het onderhoud van beide heerlijkheden liet dan ook veel te wensen over. Voor de koopstad Amsterdam waren de eilanden echter van groot belang voor haar scheepvaart en met name ging hierbij de belangstelling uit naar de vuurbaak op Urk.

Daarom kocht de stad Amsterdam in 1660 van de Staten van Holland de heerlijkheden van Urk en Emmeloord en een van de burgemeesters van de stad trad nadien namens de stedelijke regering op als leenman van de Staten.

Helaas bleken de lasten van dijkonderhoud e.d. op den duur ook voor de stad Amsterdam te hoog te zijn zodat de stadsregering zich in 1792 genoodzaakt zag de heerlijke rechten over Urk en Emmeloord weer terug te geven aan de Staten van Holland, die de eilanden vervolgens als domein lieten beheren door Gedeputeerde Staten.

De Staatsregeling van 1798 maakte in Nederland een einde aan het bestaan van de heerlijke rechten, die uitoefening van bestuursgezag inhielden, en van de steden en dorpen werden “gemeenten” gemaakt.

Zou dit niet zo zijn, dan zou ik als voorzitter van hierboven genoemd college anno 1992 vaststellen dat zowel de pionierszin als de voortvarendheid van de Emmeloordse bevolking en haar bestuur heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van hun gemeente van een agrarische gemeenschap tot handelscentrum en dynamische centrumplaats en ik zou dan ook graag bij deze feestelijke gelegenheid Emmeloord hiervoor hebben willen belonen door haar de heerlijke rechten weer over te dragen.

Al hoewel mij deze bevoegdheid formeel dus niet meer toekomt, is het mij toch een groot genoegen om u, burgemeester Knip, vandaag als het ware te vereren met het verlenen van stadsrechten over Emmeloord en ik ga thans over tot het voorlezen en uitreiken van de oorkonde, behorende bij het recht tot het voeren van de naam “Stad Emmeloord”.

OORKONDE

door de Commissaris van de Koningin in Noord-Holland, prof. dr. J.A. van Kemenade, op 10 september 1992 aan Emmeloord aangeboden.

In naam van de Staten van Holland als laatst rechthebbende van de heerlijke rechten over Urk en Emmeloord, worden heden door mij stadsrechten toegekend aan Emmeloord.

Hiermee bevestig en erken ik haar bijzondere positie, waarmee zij zich duidelijk onderscheidt van de omliggende dorpen. 

Het is dan ook niet meer dan vanzelfsprekend dat in Emmeloord niet langer genoegen genomen kan worden met toepassing van het gemene landrecht. Als zelfstandige stad verdient en verkrijgt Emmeloord de bevoegdheid tot uitoefening van een eigen rechtspraak en wetgeving, die meer in overeenstemming is met haar centrumfunctie in de Noordoostpolder. 

Voorts is besloten de ten zuidwesten van Emmeloord in de bodem aangetroffen buste van godin Fortuna, die volgens de overlevering haar gezicht naar Emmeloord gewend heeft, als schutspatrones aan te stellen. Haar beeltenis zal het gemeentehuis sieren. Voortvloeiend uit voornoemde besluiten mag Emmeloord zich noemen: CIVITAS FORTUNAE EMMELOORDIS. 

De eigen rechtspraak impliceert een aantal privileges ten behoeve van haar bestuurders en ingezetenen en uiteraard staan daar verplichtingen jegens mijn persoon tegenover.

Volgaarne stel ik thans de heer drs. M.A.J. Knip aan als schout en de wethouders van Noordoostpolder als schepenen van de stad Emmeloord en ik verklaar de navolgende dwingendrechtelijke regels van toepassing voor bestuurders en ingezetenen van de stad Emmeloord

Het is schout en schepenen toegestaan om elke vreemdeling, die zich binnen de stadspoorten van Emmeloord wil komen vestigen, grondig te testen op onvoorwaardelijke trouw jegens het gezag. Hiermee is het recht van vrije vestiging van 1962 vervallen verklaard. In ruil hiervoor verwacht ik dat u mij het entreegeld van 10 penningen voor iedere nieuwe poorter terstond zal voldoen.
Het is schout en schepenen toegestaan even zo veel verordeningen in het leven te roepen als zij nodig achten voor handhaving der openbare orde zonder dat deze ter goedkeuring aan het hoger gezag onderworpen behoeven te worden. In ruil hiervoor verwacht ik dat iedere overtreder op het gebied van straatschenderij, messentrekkerij en andere uitingen van openbare baldadigheid wordt opgedragen werkzaamheden te komen verrichten in de tuinderijen rondom mijn ambtelijke huisvesting.
Het is schout en schepenen toegestaan om zowel te water als te land alle goede luiden van Emmeloord vrij te stellen van tolheffing. In ruil hiervoor verwacht ik aan het einde van ieder jaar een gratificatie te bekomen van 30% van de geregelde inkomsten van de handeldrijvende burgerij.
Het is schout en schepenen toegestaan om de Landelijke Fietsdag, die iedere tweede zaterdag in mei in Emmeloord van start gaat, te subsidiëren uit de openbare middelen. In ruil hiervoor verwacht ik dat de route telkenjare langs mijn privé woning geleid zal worden en dat iedere deelnemer mij vriendelijk zal toewuiven.
Het is schout en schepenen toegestaan om tijdens de Nacht van Emmeloord op de derde vrijdag in juni eenieder die zich schuldig maakt aan openbare dronkenschap terstond in bewaring te nemen totdat de schuldenaar voor de vierschaar op het stadhuisplein geleid kan worden. In ruil hiervoor verwacht ik onmiddellijk na afloop van dit jaarlijkse festijn een dozijn flessen wijn van eerste kwaliteit te bekomen
Het is schout en schepenen toegestaan de Nationale Kampioenschappen Mens erger je niet op iedere derde zaterdag in januari – zo de weersomstandigheden zulks toelaten – op natuurijs te laten plaatsvinden. In ruil hiervoor verwacht ik als beschermheer van deze eerbiedwaardige kampioenschappen met oorwarmers en bisschopswijn verwelkomd te worden.
Het is schout en schepenen toegestaan om het aantal boerderijtuinkijkdagen naar believen uit te breiden. In ruil hiervoor verwacht ik in iedere veestapel van de Emmeloordse boerenerven minstens één naamgenoot te kunnen aantreffen
Het is schout en schepenen toegestaan om tijdens de Emmeloordse vrijdagen in de zomermaanden extreem vrijpostig gedrag in de openbaarheid van jonge en oudere lieden te gedogen. In ruil hiervoor verwacht ik bij voortduring zowel direct als indirect vriendschappelijk bejegend te worden door al uw onderdanen.
Het is schout en schepenen toegestaan om tijdens de kermisweken in voor- en najaar de sluitingstijd te verlengen tot het middernachtelijk uur. In ruil hiervoor verwacht ik persoonlijk de dagelijkse afsluiting te mogen verzorgen middels het ten gehore brengen van het schone Wilhelmus.
Tenslotte is het schout en schepenen toegestaan om – in weerwil van de hedendaagse opvattingen aangaande machtenscheiding – al haar overige taken op het gebied van bestuur, wetgeving en rechtspraak naar eigen goeddunken te vervullen. In ruil hiervoor verwacht ik benoemd te worden tot ereburger van de stad Emmeloord.

Ten dage dat Emmeloord de tijd in Zürich aanstraalt, zullen bovengenoemde privileges in werking treden.

Haarlem, 10 september 1992

Een wereld vondst

In de jaren 50 wordt in een slootje nabij Urk een stenen vrouwenhoofdje gevonden.
Archeologen kraaien van enthousiasme, dit lijkt een Romeins beeldje, waarschijnlijk is het Vrouwe Fortuna.
Ze schatten tweede-eeuws en  het vertoont onmiskenbaar sporen van een Romeinse nederzettingen in de buurt van Urk.
We weten dat het Romeinse Rijk zich tot Nederland heeft uitgestrekt, maar dachten dat zij niet boven de Rijn geweest waren.
Dit zet Urk wel even op de kaart.
Het Fortunabeeld krijgt een passende sokkel en is jaren lang het pronkstuk van  Museum Schokland.

Burgemeester Knip en de Commissaris van de Koningin Van Kemenade erbij. Een wereldvondst.

In de jaren ’90 begint de twijfel.  Het beeld gaat voor onderzoek naar  het Museum Nieuw Land in Lelystad.
“Onmogelijk”, oordeelde een in de Romeinse periode afgestudeerde archeoloog. Hoogstens een 18e of 19e eeuws tuinbeeld.

In 2011 viel het kwartje.

Er melde zich iemand bij het Museum Lelystad. Deze Urker kende die kop. Hij had hem zelf begin jaren ’40 in een afwateringssloot bij Creil gevonden.
Hij wilde de kop graag zelf houden en sjouwde zijn buit mee naar het vissersdorp.
Maar die kop werd steeds zwaarder. Uiteindelijk gooide hij hem maar weer weg, in de buurt van Urk, waar hij in de jaren ’50 dus weer werd gevonden.

Met deze bekentenis ging het balletje rollen. Nabij Creil ? Dat is in de buurt van:

De Rotterdamse Hoek.

Rotterdamse hoek

Het centrum van Rotterdam is op 14 mei 1940 door de Duitsers gebombardeerd.
Dit puin is na de zomer met binnenvaartschepen afgevoerd naar onder andere de Noordoostpolder.
daar is dit puin verwerkt in dijken, wegen en erf-verharding.
Met name in het stuk dijk Urk – Lemmer nabij Creil is veel puin verwerkt.
Deze hoek staat bekend als ‘De Rotterdamse Hoek’.
De naam is bedacht door de polderwerkers zelf. ‘Dit zodat niemand ooit zou vergeten waar het puin vandaag kwam.’
meer info. >>>

Toen nog even door rechercheren.

RP-P-OB-88.619.jpgEn jawel hoor, de oorsprong achterhaald.
Het beeld was een zogenaamde stedenmaagd en was ooit deel van de gevel van het oude stadhuis aan de Kaasmarkt.

Rare jongens, die Romeinen.