Nieuw Jeruzalemkerk

Gebouwd als Gereformeerde Kerk door de firma Moes. 1954-1955
De bouw van de kerk heeft ƒ 562.000,– gekost. Toch ruim een ton meer dan de begroting.

Cornelis Dirkszplein 10
Architect: Willem (Hyazinth) Verschoor

Als iemand niet weet welke kerk je bedoeld, helpt : Die kerk met : ‘en de zee was niet meer’.

‘En de zee was niet meer’ is een Bijbeltekst uit Openbaring 21:1
Ook een beetje de link met de voormalige Zuiderzee.
Saillant detail: na de Watersnoodramp in Zeeland (1953) vestigden zich veel Zeeuwen in de Noordoostpolder.
De Urker bevolking kon zich slecht vinden in de typisch Flevolandse uitleg van de tekst uit Openbaringen : ‘de boze zee die is verdreven’.

Dit gedeelte van Emmeloord is erg zanderig. De kerk staat daarom niet op heipalen, maar op een betonnen vloerplaat.  Ook mijn ouderlijk huis aan de nabijgelegen Nagelerstraat staat niet op palen maar op een vloerplaat.
Volgens mij gaat dat ook niet altijd goed. Het slaapkamerraam aan ‘De Meeuwenkant’.

Orgel

Het orgel is in 1955 gebouwd door de firma Willem van Leeuwen Gzn. (Leiderdorp).
In 1982 restaureert de firma Kaat & Tijhuis (Kampen) het. In 2008 reinigen ze het orgel en wijzigen de pedaaldispositie enigszins.

Jeruzalemkerk - en-de-zee-wasniet-meer.jpg

Dispositie

  • Hoofdwerk (manuaal 2): Prestant 8′ – Roerfluit 8′ – Octaaf 4′ – Nachthoorn 2′ – Sesquialter 2⅔’ 3 sterk discant – Mixtuur 1⅓’ 4 sterk – Trompet 8′.
  • Rugwerk (manuaal 1): Holpijp 8′ – Quintadeen 8′ – Prestant 4′ – Spitsfluit 4′ – Octaaf 2′ – Nasard 1⅓’ – Scherp 3-5 sterk – Dulciaan 8′.
  • Pedaal: Subbas 16′ – Octaaf 8′ – Roerquint 5⅓’ – Koraalbas 4′ – Bazuin 16′.
  • Koppelingen: Hoofdwerk aan Pedaal – Rugwerk aan Pedaal – Rugwerk aan Hoofdwerk.
  • Mechanische sleepladen. Manuaalomvang: C-g3. Pedaalomvang: C-f1.

Uit: Bloemen in de Kerk – 50 jaar gereformeerde Kerk Emmeloord (1995)

Hoewel de gemeente eerst met gemak ruimte vond in de noodkerk was het sterk groeiende ledental voor de kerkeraad aanleiding om na te denken over de naaste toekomst.
Op 19 September 1951 benoemde de kerkeraad een bouwcommissie voor een nieuw te bouwen definitief kerkgebouw. Deze commissie werd gevormd door H. F. de Jong, voorzitter, D. Linzel, secretaris, J. Kuik, A. J. Wisse, K. Brouwer, K. Ippel, T. Troost, J. Hanemaaijer en J. van der Zwaag.
In de instructie voor de bouwcommissie lezen we dat deze de bouw van de kerk met bijgebouwen, pastorie en kosterswoning moest behartigen, “hoewel deze zaken tot de volledige competentie van de kerkeraad blijven behooren”.
De commissie moest werken “onder volledige afhankelijkheid van de kerkeraad”, en zou bestaan uit twee leden van de kerkeraad, twee leden van de commissie van beheer en vijf gemeenteleden.
De voorzitter zou worden aangewezen door de kerkeraad. De gezagsverhoudingen werden dus duidelijk op schrift gesteld; tijdens de bouwperiode trad de kerkeraad op als opdrachtgever en verlangde van de bouwcommissie dat deze slechts uitvoerend bezig zou zijn. Geen wonder dat deze opstelling van de kerkeraad meer dan eens tot een conflict met de broeders van de bouwcommissie heeft geleid.


Jeruzalemkerk - Facebook-omslagfoto-StadEmmeloord.jpg

foto: facebook StadEmmeloord

Waarom een nieuwe kerk?
De kerkeraad maakte haast met de kerkbouw. Waarom? Behalve de reeds genoemde snelle groei van de gemeente dreigde ook het gevaar dat Deputaten de noodkerk zouden opeisen voor gebruik elders in de polder. Tenslotte had de Directie duidelijk te kennen gegeven dat langer uitstel van de kerkbouw het subsidievraagstuk moeilijker kon maken.
De overheid zag het niet alleen als zijn taak om de polder droog te malen en te ontginnen maar ook om een goed functionerende samenleving “op de been” te helpen. In dat kader werd de bouw van de fraaie kerken in de polder zwaar gesubsidieerd en kon de kerkeraad de benodigde grond van de Directie kopen voor een gulden per vierkante meter; in totaal drieduizend gulden!
Voortvarend toog de bouwcommissie aan het werk. Om ideeen op te doen bezocht men enkele kerken in den lande en al spoedig adviseerde men de kerkeraad om aan het architectenbureau Verschoor in Den Haag opdracht te geven een schetsplan te maken. Het moest een grote kerk worden met ongeveer duizend zitplaatsen. In de onderbouw, later Gereformeerd Centrum genoemd, wilde de bouwcommissie een aantal zalen gerealiseerd zien die behalve voor kerkelijke vergaderingen ook verhuurd kon den worden aan derden voor niet-kerkelijk gebruik. Kortom, een kerk met
allure, op de groei gebouwd.

Wie zal dat betalen?
Het probleem was natuurlijk hoe een vrij kleine gemeente een dergelijk gebouw zou moeten bekostigen. De rekensom zag er als volgt uit: Van de totale kosten van / 450.000,- zou ongeveer de helft moeten komen van een lening met een looptijd van dertig jaar tegen een vaste rente van viereneenhalf procent. Verder werd gerekend op minstens / 100.000,- subsidie van de overheid en / 50.000,- subsidie van Deputaten. De rest, ƒ 70.000,-, zou uit de gemeente moeten komen door middel van collecten en giften. Voor een gemeente van nog geen zevenhonderd leden betekende dit een zware opgave, zeker als we zien dat de vrijwillige bijdragen in 1953 ruim zeventienduizend gulden per jaar bedroegen.
De kerkeraad besloot om de gemeenteleden te horen over het financieringsplan, maar in de notulen werd daarbij opgemerkt dat de leden niet de indruk mochten krijgen dat zij over de bouw hadden te beslissen. Dat recht had alleen de kerkeraad.
Van een groep vrouwen in de gemeente kwam het voorstel om met de opbrengst van een bazar de aankleding van de onderbouw van de nieuwe kerk te bekostigen. Maar de kerkeraad wimpelde dit idee af met het argument dat een rad van avontuur en dergelijke zaken niet in overeenstemming waren met de gereformeerde zede. De vrouwen wisten hier wel een mouw aan te passen; er werd niet geloot maar er werd geraden naar bijvoorbeeld het aantal steken waaruit een gehaakte sprei bestond, of naar 20 het gewicht van een reuzentaart. En zo werd de bazar in de noodkerk een groot succes; ook de kerkeraad was enthousiast. De opbrengst bedroeg ruim drieduizend gulden.

Kritiek
Geen wonder dat er in de gemeente kritiek kwam op het ambitieuze bouw plan. De massaliteit van een groot kerkgebouw zou nadelig zijn voor het contact tussen predikant en gemeente; beter zou het zijn om twee kleinere kerken te bouwen. Ook Deputaten deelden deze mening en waren niet gevoelig voor het argument van de kerkeraad dat een kleinere kerk al gauw weer te klein zou zijn voor de groeiende gemeente; dan moest men maar dubbele diensten houden. Maar de kerkeraad hield vast aan de ene grote kerk. Twee kerken zouden scheidend werken in de gemeente; men zou zelfs een bepaalde predikant kunnen “nalopen”. De eerst gebouwde kerk zou spoedig te klein worden en voor een tweede kerk gaf de overheid geen subsidie. Ook was de kerkeraad van mening dat er niet een “kathedraal” gebouwd werd, zoals Deputaten beweerden. Toen later bleek dat, de overheidssubsidie veel hoger uitviel dan eerder was berekend, was men veel minder afhankelijk van het geld en het oordeel van Deputaten.
De financiele zorgen werden nog vergroot door het feit dat in 1952 in principe besloten was om een tweede predikant te beroepen voor de snel groeiende gemeente. Maar eerst moest alle aandacht op de kerkbouw gericht worden. Pas in 1956 kwam ds R. Strijker.

Tegenvallers
In het voorjaar van 1954 kon worden overgegaan tot de gunning van de bouw. De laagste inschrijver was de firma Moes te Kampen. Nu en dan waren er problemen en tegenvallers. De fundering ging veel meer kosten dan begroot was, omdat in plaats van heipalen een betonnen plaat onder het hele gebouw noodzakelijk bleek.
Ook de electrische verwarming kostte meer dan verwacht was. Bovendien viel de offervaardigheid van de gemeente wat tegen; toegezegde bijdragen kwamen te langzaam binnen en vooral leden met hogere inkomens droegen naar verhouding te weinig bij. De kerkeraad deed opnieuw een oproep aan de gemeente en besloot de brief met de ernstige woorden: “God heeft de blijmoedige gever lief. Hij kan echter ons ook ontnemen wat wij aan Zijn dienst onthouden”.

Een wat onverwacht bezwaar kwam van de kerkeraad van de Christelijke Gereformeerde Kerk. Deze vond dat de nieuw te bouwen kerk te dicht bij zijn kerkgebouw aan de Zuiderkade kwam te staan, zodat “de stichtelijkheid van de diensten van de beide kerkgenootschappen als gevolg van de geringe afstand tussen de beide kerkgebouwen zou worden bemoeilijkt”.
Maar de Landdrost van het Openbaar Lichaam de Noordoostelijke Polder, bij wie een bezwaarschrift was ingediend, was van mening “dat het geluid van de gereformeerde kerkdienst niet in die mate zal kunnen doordringen in de richting van de Chr. Gereformeerde kerk, dat de daarin te houden kerkdiensten daarvan hinder ondervinden”. Het bezwaarschrift werd dus afgewezen, al heeft de Landdrost het geluidsvolume van een psalmzingende duizendkoppige menigte in de Nieuw-Jeruzalemkerk misschien niet goed ingeschat. Wel geeft het bezwaarschrift ons anno 1995 een kijkje in de onderlinge verhoudingen tussen de kerken destijds.

Voortdurend moest het budget voor de nieuwe kerk in de gaten gehouden worden. Besparingen bleven noodzakelijk. Zo werd er geen pastorie gebouwd omdat huren voordeliger bleek. Sommigen hadden graag een luidklok in de toren zien hangen; de kosten bedroegen ƒ 6000,-, waarvan de helft subsidiabel was. Maar de begroting voorzag niet in een luidklok en evenmin in een verlicht kruis op de toren.
Uiteindelijk heeft de kerk ƒ 562.000,- gekost, ruim een ton meer dan de bedoeling was. Bijna een derde deel werd door de overheid gesubsidieerd.

Opschrift en naam
Het heeft een tijdje geduurd voordat een passend opschrift boven de ingang van de kerk gevonden was. Uiteindelijk werd een suggestie van ds Bos aanvaard. Hij stelde voor de tekst uit Openbaring 21 : 1 te nemen “En de zee was niet meer”, met aan de ene kant een schets van een in de golven ondergaande kerk en aan de andere kant een kerk staande in golvend graan, “dit als een symbolische afbeelding van het feit dat hier vroeger kerken door de zee zijn verzwolgen en de kerk heen wijst naar toekomstig leven, waarin de zee haar verwoestend werk niet meer zal kunnen doen”.
Ook op de vraag naar een passende naam voor de nieuwe kerk kwam uit de gemeente geen goede reactie.
Weer bracht ds Bos uitkomst. Zijn naam: “Nieuw-Jeruzalemkerk” vond algemene instemming. In de notulen van de kerkeraad werd deze keus als volgt gemotiveerd: “Deze naam biedt goede gelegenheid om te wijzen op het nieuwe Jeruzalem hierboven, hetgeen toch wel belangrijk kan zijn in onze toch wel sterk materialistisch ingestelde omgeving”. In de zomer van 1955 kon men gaan denken over de ingebruikneming van het verrezen gebouw. Tot koster werd H. Westendorp benoemd; er waren honderdenzestig sollicitanten. Niet zonder discussie werd voor het zalencomplex onder de kerk verlof-A aangevraagd en verkregen. De tegenstanders gaven hun verzet op toen besloten werd aan jongeren beneden de 18 jaar geen zwak-alcoholische dranken te verkopen, tenzij met toestemming en in aanwezigheid van hun ouders. Voor misbruik werd de koster aansprakelijk gesteld. De koffie mocht een kwartje kosten, over de prijs van het bier vernemen we niets.

De grote dag

Op woensdag 26 oktober 1955 werd de Nieuw-Jeruzalemkerk in gebruik genomen, niet in een officiële kerkdienst maar in een samenkomst. Men had geprobeerd het aantal sprekers beperkt te houden, “tenzij men nog wat aan de kerk aan te bieden heeft”, zoals wat cryptisch in de notulen staat. Gesproken werd door ds P. de Jong, namens Deputaten, ds Mr. G. Brouwer, namens de Classis Emmeloord, Ir. A. P. Minderhoud, namens de overheid en Ir. W. H. Verschoor, architect van het nieuwe gebouw. De laaste gaf een interessante uitleg van de ideeën die hem hadden geleid bij het ontwerpen van de kerk. Een citaat:

“Zoals men ziet is deze ruimte niet alleen maar omgeven door vier wanden, maar door een voor- en achterwand en twee kolommenreeksen en deze kolommenreeksen geven deze ruimte een bepaalde geleding. Deze kolommen suggereren als het ware rechthoekige nevenruimten en dit maakt naar mijn mening de ruimte bevattelijk.
Kunstmiddelen als deze kolommen zijn noodzakelijk, opdat men zich in zo’n ruimte niet verloren voelt, maar door bepaalde herkenningen op menselijke schaal zich op zijn gemak voelt gesteld”.

Was de architect critiek op de massaliteit van de kerk ter ore gekomen?
Na afloop van de plechtigheid ontving de kerkeraad de genodigden in de grote benedenzaal met koffie en sigaren.
Aan alle bouwvakkers stuurden de kerkeraad en de bouwcommissie een bijbeltje, als dank voor hun aandeel in de bouw van de kerk en “in de hoop dat Gij er dagelijks in lezen zult met een biddend hart”. Ook zij ontvingen een uitnodiging om de openingsplechtigheid bij te wonen. De kerkbouw heeft de gemoederen van de gemeente in de eerste helft van de jaren vijftig enorm bezig gehouden. De archieven laten dat duidelijk zien. Men zal het gevoel hebben gehad met iets heel belangrijks bezig te zijn, ook met het oog op de toekomst van de gemeente. Het is niet teveel gezegd dat zeer velen offers in tijd en in geld hebben gebracht!

Niet volmaakt
Het was niet zo dat de nieuwe kerk in alle opzichten voldeed. In 1959 waren er klachten over de verstaanbaarheid van de predikanten; aangedrongen werd op het aanbrengen van een geluidsinstallatie. Maar de commissie van beheer vond dit niet nodig, zeker niet nadat enkele kerkeraadsleden de proef op de som hadden genomen door achter in de kerk
plaats te nemen. Zij rapporteerden dat de predikanten overal goed te verstaan waren. Wie dat niet vond moest maar voor in de kerk gaan zitten.
Toch kregen de hardhorenden al spoedig gehoor: in 1961 kwam de geluidsinstallatie er.
Ook bleek de elektrische verwarming onvoldoende te zijn en bovendien te duur in gebruik. Er werd een actiecomité gevormd om minstens dertigduizend gulden in te zamelen voor een aanvullende centrale verwarming met waterradiatoren. In 1961 kwam deze verbetering tot stand.
Langzaam maar zeker begon de gemeente te vergrijzen. De trap voor de hoofdingang was voor sommige ouderen moeilijk te bestijgen. Het verzoek om een middenleuning op het bordes te plaatsen werd afgewezen om esthetische redenen. Bejaarden konden door de zijingang naar binnen.
Pas veel later kwam deze leuning er toch.

Ook het gemis van een lift werd steeds pijnlijker gevoeld. Jarenlang is hierover gepraat, totdat pas in 1976 invaliden en ouderen van de lift gebruik konden maken. De besparing van vijfendertighonderd gulden op De kerkgebouwen de bouwsom van de kerk door geen lift te plaatsen bleek achteraf een blunder te zijn, want ruim twintig jaar later kostte de lift ruim zeventigduizend gulden, door speciale collecten bijeengebracht Renovatie Nieuw-Jeruzalemkerk Aan het eind van de jaren tachtig werd steeds duidelijker dat het kerkgebouw aan een grote opknapbeurt toe was. Allerlei gebreken kwamen aan
het licht: betonrot in de kozijnen, krakende en loszittende banken, ondeugdelijke electrische leidingen, een losrakend plafond, noodzakelijke vernieuwing van de vloeren en de trap en het bordes bij de hoofdingang.
Ook de entree en de garderobe moesten gemoderniseerd worden. Dit alles gold alleen voor de kerkzaal; de bijgebouwen waren in de afgelopen jaren al grondig onder handen genomen.
Van mei tot September 1992 werd het fikse karwei geklaard. Gelukkig was de rooms-katholieke parochie bereid om aan de gemeente op zondagmorgen gastvrijheid te verlenen in de fraaie St. Michaelskerk. Alsof er nooit een beeldenstorm geweest was.
De totale kosten van de renovatie bedroegen ruim ƒ 700.000,-, aanzienlijk meer dan de kerk vijfendertig jaar geleden gekost had. Om het nageslacht niet al te zeer te belasten stelde de bouwcommissie voor om te proberen in een eenmalige actie viereneenhalve ton bijeen te brengen. De rest zou worden geleend.
De opbrengst van de actie was een groot succes en kwam dicht bij het streefbedrag. Het viel dus toch wel mee met de kerkelijke betrokkenheid en de liefde voor de kerk. Dat viel ook te bespeuren bij de organisatie van een grote bazar en rommelmarkt. Veel gemeenteleden droegen hun steentje bij, ook de predikanten, als afslagers of gesponsorde veldlopers.
Het resultaat van alle inspanning, ook van de vele vrijwilligers, was een totaal opgeknapte kerk. Het gebouw toonde vriendelijker en zong prettiger door het nieuwe akoestische plafond. De “kathedraal” kon weer jaren mee!

Aardige anecdote

door Nico Hanemaayer

Waar is tíe dan gebleven?

Een herinnering van de voorzitter van uw kerkenraad.
Wellicht zijn er nog leden die zich de eerste door mij voorgezeten gemeentevergadering
herinneren. Ik verhaalde daar dat ik in de jaren vijftig ben opgegroeid in Emmeloord (in de Noordoostpolder) en dat ik daar als 7-jarig jongetje met een vriendje een loslopende kip achterna joeg, hem in een nieuwbouw huis insloot alwaar een timmerman de kip greep en hem mij gaf en ik hem tegen mijn borst omarmde. Ik vertelde u dat verhaal omdat ik mij nog
altijd herinner hoe de warmte van die kip door mijn bloes straalde en dat die ervaring mij deed denken aan de warmte die Cobi en ik ervoeren en nog steeds ervaren in de gemeente van de Welkomkerk.
Uit diezelfde periode in Emmeloord wil ik graag nog iets met u delen wat , omdat mijn vader Jan Hanemaayer als bouwkundige lid was van de bouwcommissie voor een nieuwe kerk, mij nog steeds helder voor de geest staat.

In begin jaren vijftig diende er (natuurlijk ook) in Emmeloord een Gereformeerde kerk te worden gebouwd en zo kwam in 1955 een knoert van een kerk klaar, wel geschikt voor ca. 1000 bezoekers. De toenmalige predikant, een Ds.Bos heeft toen bewerkstelligd dat die nieuwe kerk de naam Nieuw Jeruzalemkerk kreeg.
Die naam was natuurlijk een pracht vondst. De Noordoostpolder was aan het water/aan de zee onttrokken en een nieuwe kerk aldaar deed dus denken aan een mooie toekomst zoals ook omschreven in de Openbaring van Johannes, waarin niet alleen wordt gerefereerd aan een nieuwe hemel en een nieuwe aarde/een Nieuw Jeruzalem maar waar ook in Openbaring
21 vers 1 wordt geschreven : “ En de zee was niet meer “.
U begrijpt dat de schrijver hierbij niet dacht aan het inpolderen van een (stuk) zee, maar aan het verdwijnen van de zee die als kwaad en boosaardig in de Bijbel wordt geduid. Denk maar aan de doorgang door de Schelfzee, het lopen over het water door Jezus (en niet door de toen niet-genoeg- gelovende Petrus) en dergelijke.

Boven de ingang van de nieuwe kerk werd dan ook in duidelijke grote letters, uitgespaard in
het beton, de zin “EN DE ZEE WAS NIET MEER “ aangebracht.

U begrijpt hoe de ganse gemeente en vooral haar predikant diep geschokt waren toen kort daarna op een zondagochtend bleek dat er onder die zinsnede in grove kalkletters de vraag was aangebracht : WAAR IS TIE DAN GEBLEVEN”. De dominee was furieus en eiste van de ingeschakelde politie dat de schuldigen zouden worden opgespoord en bestraft.

Een toevallige bijkomstigheid was dat op de zaterdagmiddagen jonge Urkse mannen, als echte Urkers niet gespeend van ontzag voor en kennis van de Bijbel, na een week varen en vissen op zee, zich per bus via Emmeloord naar Kampen lieten vervoeren om zich daar (met o.a. drank) te vermaken. Het vermoeden was dan ook dat uit die hoek deze weerzinwekkende daad was uitgevoerd maar nimmer is, voorzover mij bekend, er ooit een schuldige gevonden. Bovendien bleken de kalkletters niet al te moeilijk te verwijderen te zijn. Zoals zoveel kortstondig ongenoegen is ook deze gebeurtenis dan ook snel vergeten (maar niet door mij).

Ik kan mij voorstellen dat u, het bovenstaande gelezen hebbende, zult zeggen, beste Nico Hanemaayer, een aardig verhaal , maar waarom moet dit alsnog na ruim 65 jaar verteld worden?
Nou dat wil ik best uitleggen:
Dit verhaal laat zien dat, ondanks dat deze gebeurtenissen halverwege de vijftiger jaren plaats vonden, bepaalde processen en vooral bepaalde reacties altijd weer gebeuren.
Die Urkers, ondanks hun mogelijk grote bijbelkennis en inzicht, konden zich, als echte vissermannen (haast  vanzelfsprekend) niet vinden of verenigen met die uitgelichte zinsnede uit de Openbaring over de zee.
De emmeloordse gereformeerde gemeente en haar predikant (allemaal nieuw ingekomen in het nieuwe land rondom Urk) hebben zich waarschijnlijk nooit gerealiseerd dat er al of niet terechte bezwaren in Urk zouden kunnen ontstaan tegen het gebruik van die bekende zinsnede uit Openbaring.
Kortom : een typisch voorbeeld van een akelige uitkomst door een gebrekkige communicatie met en gebrek aan empathie voor naastwonenden.
De naamgeving van de nieuwe kerk met daarnaast de verwijzing naar de “boze” zee was prachtig gevonden en op zich geheel terecht, maar alleen voor die nabij wonende Urkers,
afhankelijk van de visserij, niet voor de hand liggend laat staan bemoedigend/uitzicht gevend.

Voor ons derhalve een aardige en ook wijze les om met zekere voorzichtigheid en prudentie beslissingen te nemen die op het eerste gezicht mooier dan mooi en vromer dan vroom lijken te zijn.

Rockanje, 5 november 2017
Nico Hanemaayer

Gewiekst

Hervormden (De Hoeksteen)  en gereformeerden (Nieuw Jeruzalemkerk) gaan in 2006 samen als ‘Samen op Weg gemeente’
Eerste moeilijke beslissing : in welke kerk. Daar is heeel lang over gepraat. De gereformeerden stemmen voor verkoop hervormde kerk en de hervormden stemmen voor verkoop gereformeerde kerk.

Polder oplossing: beide kerken worden verkocht. Eerst de hervormde kerk en later de gereformeerde kerk.
Bepaalde mensen uit de gereformeerd Nieuw Jeruzalemkerk vonden het wel dommig en naïef van de hervormden. ‘Stom dat ze daar intrapten’

Op zondag 11 juni 2006 is afscheid genomen van De Hoeksteen. Na de afscheidsdienst wandelden de kerkgangers met vele waardevolle voorwerpen naar de Nieuw Jeruzalemkerk.

En inderdaad : in latere instantie is de Nieuw Jeruzalemkerk gehandhaafd.

(red)

Eerste schets 1954

Nieuw Jeruzalemkerk - Emmeloord

Nieuw Jeruzalemkerk – Emmeloord

  • Kerk: Nieuw Jeruzalemkerk
  • Adres: Cornelis Dirkszplein 10, 8301 AN, Emmeloord
  • Gebouwd: 1955 (Willem van Leeuwen)
  • Website: http://www.pgemmeloord.nl
  • Soort kerk: Protestantse Kerk Nederland

Gebouwd door: Willem van Leeuwen (1955)

Jaar Orgelbouwer Activiteit
1955 Willem van Leeuwen nieuwbouw
1984 Kaat & Tijhuis restauratie
2008 Kaat & Tijhuis wijzigen dispositie

De Nieuw-Jeruzalemkerk in Emmeloord werd gebouwd als Gereformeerde Kerk. Willem van Leeuwen leverde in 1955 een orgel.
Het is gerestaureerd door Kaat & Tijhuis in 1982. De Mixtuur van het Hoofdwerk werd door hen gewijzigd van VI-VIII sterk naar IV sterk.
Het kerkgebouw is sinds juni 2006 in gebruik als PKN-kerk. In 2008 is het orgel gereviseerd. Daarbij werd de Ruispijp IV sterk van het pedaal vervangen door een Roerquint 5 1/3′, waarschijnlijk door de firma Kaat & Tijhuis, die het orgel ook in onderhoud hebben.

Technische gegevens

Hoofdwerk 7
Rugwerk 8
Pedaal 5
Totaal aantal stemmen 20
Toetstractuur Mechanisch
Registertractuur Mechanisch
Windlade(n) Sleeplade

Dispositie

Hoofdwerk: Prestant 8′, Roerfluit 8′, Octaaf 4′, Nachthoorn 2′, Mixtuur IV sterk, Sesquialter III sterk, Trompet 8′.
Rugwerk: Holpijp 8′, Quintadeen 8′, Prestant 4′, Spitsfluit 4′, Octaaf 2′, Nasard 1 1/3′, Scherp IV-VI sterk, Dulciaan 8′, Tremulant.
Pedaal: Subbas 16′, Octaaf 8′, Roerquint 5 1/3′ – 2008, Octaaf 4′, Bazuin 16′.
Koppelingen: Hoofdwerk – Rugwerk, Pedaal – Hoofdwerk, Pedaal – Rugwerk.

Bron: www.orgeldatabase.nl