Het Van der Lijn-reservaat

De polder viel droog.

Na zo’n drie jaar pompen viel in september 1942 de Noordoostpolder eindelijk droog.
Onwennig en met stevige laarzen betraden de eerste pioniers de modderige vlakte.

Drooggevallen-bodem
Er werden scheepswrakken gevonden die in een ver verleden gezonken waren naar de bodem van de toenmalige Zuiderzee,
Ook trof men een paar vliegtuigenwrakken aan die aan het begin van de Tweede Wereldoorlog waren neergestort in het IJsselmeer.

Twee amateurgeologen, D. de Waard en P. van der Lijn, ontdekten een gebied van circa twee hectare vol met zwerfstenen.

Deze twee heren  begrepen het wetenschappelijk belang en vroegen meteen dit veld te behouden en ontzien.
Met steun van de bekende natuurhistoricus Jac. P. Thijsse leidde dit in 1954 tot het eerste geologisch reservaat in Nederland.
Het omliggende gebied werd bestemd tot productiebos, het huidige Urkerbos.

Waarom waren die keien zo interessant ?

960px-Van_der_Lijnreservaat4De wereld is nu zorgelijk aan het opwarmen, maar onze aarde heeft meerdere koude en warme perioden gekend.
Zo’n 150 duizend jaar geleden (voorlaatste ijstijd – Saalien) was het zo koud, dat de gletsjers vanuit Scandinavië tot halverwege Nederland reikten.
Die gletsjer duwt als een transportband veel keileem en zwerfstenen voor zich uit. (In Groningen en Drenthe noemen ze die rug: ‘flint’)
Dat gebeurde met een snelheid van 100 meter per jaar, verpakt in ijs of rollend tussen het ijs en de bevroren bodem.
Het grind, zand, klei en leem onder het  schuivende ijs werd vermalen en geplet tot keileem.

Er is ook zo’n plak keileem nabij Vollenhove. Omdat keileem ongeschikt is voor landbouw, mochten het Waterloopkundig laboratorium en het Lucht- en Ruimtevaart Centrum zich daar vestigen.

Toen de aarde weer warmer werd en het ijs zich terugtrok, bleef een stuwwal achter. (genaamd: Eindmorene of morene)

Ook bijzonder plantjes ?

Jazeker.  Op de ondoorlaatbare keileembodem groeien verschillende specifieke planten, zoals de liggende ganzerik, duizendguldenkruid en het donderkruid. In de jaren 1970 is een aantal bij dit biotoop passende jeneverbesstruiken aangeplant.
De vegetatie wordt echter laag gehouden zodat de verspreid liggende stenen zichtbaar blijven.

Is het zo bijzonder ?

Best wel. De stenen liggen er bijna allemaal nog precies op dezelfde plek als waar de gletsjer ze heeft achtergelaten.
Ze zijn niet zeldzaam, want ze worden elders in Nederland vaker gevonden, maar de ongerepte ligging is echter uniek.
Omdat de eindmorene kwetsbaar is en grote wetenschappelijke waarde heeft, is het gebied gesloten voor publiek.

Valt er dan helemaal niks te zien ?

Jawel. ten eerste worden er soms dagexcursie georganiseerd. https://www.flevo-landschap.nl/
En ten tweede zijn veel stenen, die in het Urkerbos zijn aangetroffen, verplaatst naar de Gesteentetuin bij Schokland. (later meer)

de-heer-van-der-Lijn-1956

D. de Waard

De student geologie D. de Waard was in de oorlog ondergedoken op Urk en zag als eerste het geologisch belang van het gebied
in. Na de oorlog werd er op aandringen van vooral P. van der Lijn, de nestor van de amateurgeologie in Nederland en de bekende natuurbeschermer Jac. P. Thijsse een reservaat van gemaakt en werd besloten om bij de aanleg van het Urkerbos het gedeelte waar de meeste stenen lagen niet te
beplanten.

Het was de DIRECTIE van de N.O. POLDER WERKEN die hem onder de dekmantel ‘karteerder’ in dienst nam en hem op deze manier liet ‘onderduiken’ in de Noordoostpolder. In het archief in Lelystad zijn geen lijsten te vinden van polderwerkers van het eerste uur. Zijn proefschrift verteld echter een compleet verhaal:

(Automatische tekstherkenning scan)

IMG-20201208-WA0000Gedurende de bezettingsjaren was het uiteraard onmogelijk om, zoals dat voor de oorlog gewoonte was, een buitenlands promotiegebied te bewerken. Mijn belangstelling ging bovendien uit naar het Nederlandse Pleistoceen. Toen in het voorjaar en de zomer van 1943 het verder studeren onmogelijk werd gemaakt en de DIRECTIE van de N.O. POLDER WERKEN genegen bleek te zijn mij van een pseudobetrekking te voorzien, schiep dit de mogelijkheid van de nood een deugd te maken. Vermoedelijk heeft de BODEMKUNDIGE DIENST van de N.O. POLDERWERKEN de draagwijdte niet overzien, zelf had ik dat althans zeker niet, van de opdracht die ik ontving toen ik als „karteerder” werd aangenomen, om „zwerf- stenen voor het ZUIDERZEEMUSEUM te verzamelen en een studie te maken van de keileem gebieden in de Noordoostpolder”. Deze publicatie is hiervan het resultaat.

De zomer van 1943 en 1944 en het najaar van 1945 karteerde ik in de polder. Gedurende de wintermaanden was ik gedetacheerd op het MINERALOGISCH-GEOLOGISCH INSTITUUT te Utrecht om de genomen monsters en de verzamelde stenen te onderzoeken en de veldgegevens uit te werken. Door detailstudie van de pleistocene delen kwamen toen bijzonder heden van verstrekkende aard voor de glaciale geologie van Nederland te voorschijn.

Steeds meer ga ik waarderen wat de BODEMKUNDIGE DIENST van de NOORDOOST POLDERWERKEN, in het bijzonder DR. IR. A. ZUUR, Voor mij heeft gedaan en op deze plaats wil ik allen, die aan de totstandkoming van dit eindresultaat hebben medegewerkt, dank zeggen voor de bijzondere wijze waarop men mij heeft geholpen.

Velen hebben medewerking verleend. Medekarteerders hielpen met gegevens, kaarten en vervoer. Het BODEMKUNDIO LABORATORIUM van de NOORDOOSTPOLDERWERKEN te Kampen analyseerde monsters. STAATSBOSBEHEER verschafte gedetailleerde topografische kaarten en oriëntatiemogelijkheden in het veld. ZUIDERZEEWERKEN hielp mij aan kaarten en boorpro. fielen. De gemeente Urk verschafte boorgegevens rondom Urk. DR. P. KRUIZINGA hielp mij met kalksteendeterminaties. Met de heer P. VAN DER LIJN wisselde ik van gedachten over kristallijne erratica. Met de heren G. H. LIgTERINK en K. VAN DER KLEY correspondeerde ik over zwerfsteentellingen. De heer A. W. TIt. A. BINNENDIJK, pharm.drs. onderzocht chemisch vele kelleemmonsters. DR. F. FLORSCHÜTZ verschafte mij gegevens over het pleistocene veen, de heer J. MULLER over het holocene veen. Wijlen PROF. DR. L. M. R. RUTTEN en DR. TH. RAVEN controleerden mijn kartering. De TOPOGRAFISCHE DIENST en de K.L.M. stonden luchtfoto’s ter reproductie af. De uitslaande kaarten en een deel der illustraties werden door de heer A. VAN DER ZWEEP getekend. En nog vele anderen gaven van hun belangstelling blijk Een woord van speciale dank is hier zijn plaats aan Prof. Dr. J. B. L. HOL voor de ……

De Gesteentetuin