Informatie over Kraggenburg

ieder met zijn kunst, monumenten,  historische luchtfoto’s en weetjes

Bordje BantBordje RuttenBordje CreilBordje EspelBordje TollebeekBordje NageleBordje EnsBordje KraggenburgBordje MarknesseBordje LuttelgeestBordje SchoklandBordje Urk

Het klinkt misschien eigenaardig, maar toen de eerste bewoners zich in 1949 in het dorp Kraggenburg vestigden, bestond Kraggenburg al meer dan 100 jaar. Eind december 1848 vestigde Hendrik Willem Winkel zich met vrouw en kinderen in de Lichtwachterswoning op het kunstmatig aangelegde eilandje bij de vluchthaven Kraggenburg, dat gelegen was aan het eind van twee strekdammen, die de verzanding van de monding van het Zwarte Water in het Zwolse Diep moesten tegengaan.

Het Zwarte Water is voor de stad Zwolle (en ook voor Hasselt, Genemuiden en Zwartsluis) eeuwenlang de belangrijkste scheepvaartverbinding met de Zuiderzee geweest. Zwolle lag namelijk in tegenstelling tot Kampen niet aan de IJssel. Kampen had hierdoor een goede verbinding met de Zuiderzee en daardoor ook met de rest van de wereld en Zwolle zag dit met lede ogen aan.

Zwolle had in het midden van de 19e eeuw grote plannen. De stad wilde uitgroeien tot het centrum van Noord-Nederland. Over een spoorwegknooppunt werd in die tijd nog helemaal niet gesproken. Maar Zwolle moest een knooppunt worden waar vele waterwegen bij elkaar zouden moeten komen. En daarin speelde het Zwarte Water een alles overheersende rol. Het Zwarte Water maakte ook scheepvaartverbindingen mogelijk met de Overijsselse Vecht, de Dedemsvaart, het Meppelerdiep en de Arembergergracht. En via de Zuiderzee met steden als Amsterdam, Rotterdam, Harlingen enzovoort.

Het grote probleem van het Zwarte Water was, evenals overigens van de IJssel, dat de bevaarbaarheid als gevolg van verzanding steeds weer voor grote moeilijkheden zorgde. Om aan dit probleem voor eens en voorgoed een einde te maken, schreef in 1843 de in Zwolle gevestigde ‘Overijsselse Vereniging tot Ontwikkeling van de Provinciale Waterstaat’ een prijsvraag uit met als inzet: de verbetering van de scheepvaartroute van Zwolle naar de Zuiderzee.

Daarmee start eigenlijk de geschiedenis van Kraggenburg. We mogen met een gerust hart vaststellen dat de geschiedenis van Kraggenburg in Zwolle begint.

Vlag Kraggenburg

Kraggenburg heeft geen wapen en is ook het enige dorp in de Noordoostpolder zonder dorpsvlag! Maar daarvan wilde Jules Overmars niets weten en mailde mij het ‘logo’ exemplaar van Kraggenburg. Dank je wel. Maar een logo is geen wapen. Volgens de uitgangspunten voor een wapen moeten de afbeeldingen sterk versimpeld zijn weergegeven. Ook voldoet de vlag niet aan de regels van de Heraldiek. De vlag hoort dus niet in dit rijtje. Maar ja, ik ben geboren in de Voorstraat, dus … ?

Bietenbrug (Kraggenburg)

De voormalige loswal van Kraggenburg is met hagen, bomen en verlichting verfraaid en heeft zo een volledige metamorfose gekregen.
Er is een botenhelling aangelegd. De bietenbrug is veilig en toegankelijk gemaakt en aangekleed met meubilair.

Europese Leadersubsidie
De totale kosten van het project zijn begroot op 462.568 euro. Daarvan neemt de gemeente het grootste deel voor haar rekening. De Europese subsidie bedraagt bijna 120.000 euro.

Tekst in de brug:

Het geluid van vallende suikerbieten en graankorrels. Door boeren geoogst. Door Schippers vervoert over water.
Op deze plek. Stil staan in gedachten. Uitkijkpunt en herinnering.


In de Noordoostpolder is naar ieder dorp een vaart aangelegd.
Die vaarten waren bedoeld voor de waterhuishouding en voor het transport over water van suikerbieten, graan en aardappels.
Boeren vervoerden de oogst met trekker en wagen naar de loswal.
De volle kar werd eerst gewogen op de weegbrug die u een eindje verderop ziet.
Vervolgens werd de wagen achteruitrijdend de brug op gereden en gelost in een binnenvaartschip.
Daarna werd de lege kar opnieuw gewogen zodat ‘de tarra” bekend was.

Ieder dorp lag aan een vaart en had een loswal. Alleen in Kraggenburg kwam de vaart niet tot in het dorp, maar tot de overkant van de weg.

Er zijn nog bietenbruggen in Emmeloord, Ramspol, Marknesse en Kraggenburg.
De bruggen in Creil, Rutten, Luttelgeest en de Zuiderkade in Emmeloord zijn verdwenen.

Omdat het binnenvaartschip in de vaart moest kunnen keren, zag je nabij de loswal ook vaak een zwaaikom.

De kar achteruitrijdend de smalle en glibberige brug op sturen vergde een zekere bekwaamheid.
Ging het mis ? Dan ging je ‘de bietenbrug op !’

Historische luchtfoto’s Kraggenburg

Enige foto’s Kraggenburg

Kunst in Kraggenburg


Cultuur in Kraggenburg


Kerken in Kraggenburg

Straten en wegen

De naam

De naam KRAGGENBURGERWEG is ouder dan Kraggenburg, en naam is dan ook niet ontleend aan het huidige dorp Kraggenburg, maar aan de oude haven. De weg die oorspronkelijk Kraggenburgerweg heette liep ook langs het oude Kraggenburg; dat is de weg die nu Paardenweg heet. De aanleg van het dorp Kraggenburg (pas in tweede instantie aan het polderplan toegevoegd) bracht met zich mee dat de naam Kraggenburgerweg gereserveerd diende te worden voor de weg die naar dat dorp leidde. Tot dan toe had die weg Smeengeweg geheten (zie ook onder Bant).

Een ‘meent’ is, vooral in de Gelderse en Overijsselse steden, de naam voor het gemeenschappelijke erf en komt buiten de steden voor als aanduiding van het gemeenschappelijke land. De meent van  Kraggenburg wordt omringd door de NOORDERMEENT, de ZUIDERMEENT en de TUSSENMEENTHE en doorsneden door de MIDDENWEG. Aan de westelijke zijde loopt de VOORSTRAAT, die bij de bruising over de Leemtocht DAM heet. Langs de wal van de Leemtocht loopt de WALSTRAAT.

De FINSESTRAAT heet naar de woningen in Finse bouwstijl die er aan zijn gebouwd.

Bij de uitbreiding in 1964 wilde men tot uitdrukking brengen dat Kraggenburg te midden van een fruitteeltgebied ligt. De mogelijkheden voor het vemoemen van fruitsoorten werden overwogen. Daarbij vielen de perensoorten als ongeschikt af. Voor de appelsoorten gold blijkbaar hetzelfde, want van de voorgestelde soorten Golden Delicious, Cox Orange, Jonathan, Goudreinet en Winston bracht alleen de laatste soort het tot een eigen straat, de WINSTONSTRAAT.
De eerste uitgifte van boerderijen in de Noordoostpolder vond rondKraggenburg plaats. De toenmalige pachters behoren dus tot de eerste pioniers.
Een deel van hen is inmiddels verhuisd naar de Kraggenburger bejaardenwoningen, die in 1973 aan de PIONIERSSTRAAT zijn gebouwd.
Jacob Bruintjes, die volgens de overlevering de naam Kraggenburg bedacht heeft, is op zijn beurt weer vemoemd in de JACOB BRUINTJESSTRAAT.
Casper Kombrink was van 1902 tot 1911 lichtwachter van Kraggenburg. Naar hem is de CASPER KOMBRINKSTRAAT genoemd. De A.J. RENNENSTRAAT heet naar Anton Rennen, die als voorzitter van de Dorpsvereniging veel voor de ontwikkeling van Kraggenburg heeft betekend. Ook Gen-it Klok, naar wie de GERRIT KLOKSTRAAT is genoemd, was een bekend figuur uit de beginjaren van Kraggenburg. Hij was fietsenmaker, maar ook vele jaren beheerder van het Parochiehuis.
De noordwestelijke uitbreiding van Kraggenburg draagt de geologische namen MORENELAAN, STUWWAL en HET KLIF. Morene is de benaming voor de afzettingen die in de derde ijstijd vanuit Scandinavie hier naar toe gebracht zijn.
Deze afzettingen bestaan voomamelijk uit keileem. Grote keileemwallen, zogenaamde eindmorenen, zijn in dit gebied de Voorst en Urk. De morene van de Voorst, een klif dat bij Vollenhove uit zee oprees, liep onder water door tot waar nu het Voorsterbos ligt. Ook in Kraggenburg komt keileem aan de oppervlakte.
Dit gebied werd vroeger door de vissers de Stiente, ‘het gesteente’, genoemd. Dikwijls haalden ze hier stenen op in hun netten, waardoor deze soms scheurden. De weg langs het industrieterrein is in verband hiermee GESTEENTE genoemd. Het terrein van Staatsbosbeheer aan de Kraggenburgerweg heeft de naam in streektaalvorm, De Stiente. De naam van de straat die in 1993 op het
industrieterrein werd aangelegd, BASALT, sluit aan bij deze steennamen. In de LEEMVAART en de LEEMTOCHT is het andere bestanddeel van keileem vernoemd. De LEEMKADE ontleent hieraan eveneens haar naam. Leem zit ook in de naam LEEMRINGWEG, het gedeelte van de ringweg tussen

Oosterringweg en Zuideningweg.

De wegen op het westelijke industrieterrein hebben namen die met de fruitteelt samenhangen. De weg die uitkomt op de Zuideningweg en aan het andere einde overgaat in het fiets- en wandelpad naar het Voorsterbos, heet KOELHUISWEG. Haaks daarop, in westelijke richting, loopt sinds 2000 de BLOESEMWEG.

De HERTENWEG, de MAMMOUTHWEG, de NEUSHOORNWEG, de PAARDENWEG, het HERTENPAD, de HERTENTOCHT, de NEUSHOORNTOCHT en de PAARDENTOCHT heten naar de zoogdieren waarvan op deze plaatsen overblijfselen werden gevonden. Het Hertenpad kwam evenals het Zwartemeerpad op het oorspronkelijke plan van de Noordoostpolder niet voor.
De komst van groente- en fruitteeltbedrijven en bloemkwekerijen, die met hun kleinere kavels een dichter wegennet noodzakelijk maakten, voegde de nieuwe paden aan het bestaande patroon toe. Elders in de polder zijn om dezelfde reden naderhand de Enserweg, de Blokzijlerdwarsweg, de Steenwijkerdwarsweg, de Baarlose Dwarsweg en de Bloemenweg aangelegd.

ZWARTEMEERWEG, ZWARTEMEERPAD, ZWARTEMEERTOCHT en ZWARTEMEERDIJK zijn genoemd naar het ZWARTE MEER, dat op zijn beurt weer genoemd is naar het Zwarte Water, bovenloop van de Overijsselse Vecht en uitmondend in het Zwarte Meer. Ook de ZWARTE HOEK in de Zwartemeerdijk heet naar het Zwarte Meer, al is de aanduiding meer in deze naam weggelaten.

Het Zwarte Meer, met daarin het (kadastraal omstreden) Vogeleiland, is een van de vooraanstaande vogelreservaten in de wat dit betreft toch al niet misdeelde regio. Met name de grote aantallen wilde zwanen zijn karakteristiek voor dit gebied, vandaar dan ook de naam ZWANENDIEP voor de vaargeul tussen Kadoelersluis en Ramsdiep.

KADOELERWEG, KADOELERMEER, KADOELERSLUIS en KADOELERTOCHT zijn genoemd naar Kadoelen, dat aan de overkant op het oude land ligt. Kadoelen komt van Quadolen, ‘kwaad dolen’. Kwacid betekent ‘slecht, verkeerd’, dolen kan een ‘doolweg’ (dwaalweg) zijn, maar waarschijnlijker is de betekenis ‘water, grenswater’.

Ten noorden van Rraggenburg ligt het VOORSTERBOS, genoemd naar de Voorst, het klif dat vroeger ten zuiden van Vollenhove in zee stak. Voorst komt
van het Middclnederlandse foreest en betekent ‘bos’ (vergelijk het Engelse forest, het Franse foret en in het Nederlands Vorst Nationaal te Brussel).
Voorsterbos betekent dus niets anders dan ‘bos van het bos’.

Ook de VOORSTERSLUIS, die het peilverschil tussen het oude en het nieuwe land overbrugt, is genoemd naar de Voorst.

Hoe ontstond Kraggenburg?

Op de prijsvraag kwam slechts één reactie binnen van een 28-jarige ingenieur van Rijkswaterstaat, Ir. Benjamin Pieter Gesienus van Diggelen. Hij wilde twee leidammen aanleggen in het Zwolse Diep, vanaf de monding van het Zwarte Water ongeveer 6 kilometer de Zuiderzee in. Aan het eind van deze leidammen was een ruime vluchthaven gepland, geschikt voor wel zeventig schepen en daarbij een terp met daarop een lichtwachterswoning.

Het plan werd van alle kanten bekeken en bestudeerd en tenslotte werd het goedgekeurd en kon aan het karwei worden begonnen. De Rijksoverheid was niet bereid in het plan te investeren. Dat was een streep door de rekening. Daarop werd een particuliere maatschappij opgericht: ‘De Naamloze Maatschappij ter verbetering van den handelsweg over het Zwolse Diep’. Wie werd de directeur van de maatschappij? Juist ja: de plannenmaker Ir. Benjamin Pieter Gesienus van Diggelen. Hij kreeg later nog meer bekendheid (1849) door zijn plan tot droogmaking van de Zuiderzee. In Emmeloord is een straatnaam naar hem genoemd.

Van 1845 tot eind 1853 was Van Diggelen directeur van genoemde maatschappij en onder zijn leiding werd in 1845 een begin gemaakt met de aanleg van twee leidammen en de bouw van de lichtwachterswoning aan het eind van één van de leidammen.

Kraggen

Voor de aanleg van de leidammen werden ‘kraggen’ gebruikt: drijvende stroken vast ineengegroeide zoden van riet en waterplanten. Die kraggen waren voor een spotprijs te koop in de omgeving van Wanneperveen, Dwarsgracht en Giethoorn.

Ter plaatse werden de kraggen losgestoken in lange repen tot een breedte van ongeveer twee meter. Die stroken werden dan aan elkaar verbonden en vormden dan een lange sleep. Honderden meters werden op die manier achter een schip over de Arembergergracht vervoerd naar Zwartsluis en vandaar bereikte men het Zwarte Water en het werkterrein in het Zwolse Diep.

Het ontstaan van de naam Kraggenburg

Over het ontstaan van de naam Kraggenburg bestaat een aardige anekdote. Het verhaal wilde namelijk dat een schipper of schippersknecht, een zekere Jacob Bruintjes, op een gegeven ogenblik op de aangevoerde kraggen rondsprong en schreeuwde: “De Kraggenburcht.” Of dit verhaal echt waar is, valt echter te betwijfelen, want nergens in de stukken is hierover iets vermeld. De Jacob Bruintjesstraat in het huidige Kraggenburg herinnert aan deze man.

De lichtwachters

Toen in 1848 het project klaar was, werd er een lichtwachter gezocht. Hendrik Winkel had blijkbaar de beste papieren, want hij werd tot de eerste lichtwachter van Kraggenburg benoemd en ging eind december 1848 met vrouw en kinderen in de woning aan het eindpunt van de zuidelijke leidam wonen. De eerste burchtheer van Kraggenburg zou zeven gulden per week verdienen en vrij mogen wonen.

De taak van de lichtwachter

De werkzaamheden van Hendrik Winkel bestonden in eerste instantie uit het ontsteken van de lichten op de leidammen en op de lichtwachterswoning, maar dat was niet het enige. Hij moest ook de liggelden innen van de schepen die bij slecht weer hun toevlucht zochten in de vluchthaven. Winkel moest ook tol heffen, want de Maatschappij had veel kosten gemaakt en kreeg van de Rijksoverheid de opdracht om tol te heffen van elk schip, dat gebruik maakte van het Zwolse Diep. Die tol kon ook betaald worden in Genemuiden, Hasselt of Zwolle.

Hoewel deze tol in onze ogen misschien niet veel voorstelt, betekende het in die tijd nogal wat en zeker omdat het Zwolse Diep altijd vrij van tol was geweest. Hier volgen enkele tarieven:

*van elk geladen zeeschip0,20 cent
*idem met gebroken lading0,15 cent
*idem ongeladen0,10 cent
*van een geladen binnenschip0,03 cent

Om bij slecht weer in de haven te mogen liggen, werden de volgende prijzen in rekening gebracht, voor vijf etmalen:

*voor schepen van 606 tot 26 ton0,50 cent
*voor schepen van 25 tot 10 ton0,25 cent
*voor schepen minder dan 10 ton0,15 cent
*voor schepen minder dan 10 ton0,15 cent

Ook voor het jaagpad dat over de zuidelijke dam was aangelegd moest tol worden betaald en dat bedroeg: ƒ 0,25 per trekdier.

De burchtheer, Hendrik Winkel, dreef ook een winkeltje ten behoeve van schippers en loodsen en hij moest bovendien ook nog letten op het onderhoud van de materialen. Ook moest hij er voor waken dat ‘kwaadwilligen schade aanrichtten’. Bij het huis van heer Winkel moet ook een stalling voor paarden zijn geweest, want door de geringe breedte van de vaargeul tussen de leidammen was het niet mogelijk om te laveren zodat bij tegenwind gebruik moest worden gemaakt van een paard om de schepen richting Zwartsluis te trekken over het jaagpad op de zuidelijk leidam. Deze Hendrik Winkel moet dus een echte manus van alles geweest zijn.

Tot 1856 bleef Hendrik Winkel de burchtheer van Kraggenburg. Hij had verzocht om ontslagen te worden, omdat hij meer wilde verdienen. Dit geld wilde hij gebruiken om een knechtje in dienst nemen om zijn taak te verlichten. Ook het slechte onderhoud van leidammen en de woning droegen er veel toe bij om ontslag te vragen. Maar wellicht heeft de strenge winter van 1854/1855, gevolgd door een zware storm de doorslag toch wel gegeven. Hij moest hierdoor noodmaatregelen treffen voor hemzelf, zijn vrouw en kinderen, teneinde het vege lijf te redden.

Rijkswaterstaat nam in 1875 de ernstig verwaarloosde dammen en de havenmeesterswoning over. De tolheffing werd afgeschaft en de waterweg werd verbeterd. De lichtwachterswoning werd afgebroken en in 1877 werd een nieuwe woning gebouwd, het huidige Oud-Kraggenburg, op een verhoogde terp van 4.50 meter boven Amsterdams Peil.

Een van de laatste lichtwachters was Casper Kombrink (1902-1911). Zijn nazaten wonen nog in Kraggenburg en de Casper Kombrinkstraat is naar hem genoemd. Een zoon van Casper Kombrink, Lammert, heeft een boek over Oud-Kraggenburg geschreven met als titel De Zeeburcht.

De laatste lichtwachter was Barend Kroeze. Hij was lichtwachter van 1911-1920. Vanaf 1920 tot de inpoldering van de Noordoostpolder heeft Oud-Kraggenburg geen vaste bewoner meer gekend. De lichten waren geautomatiseerd en vanaf het land van Genemuiden werden de lichten regelmatig gecontroleerd. Na de inpoldering werden de dammen grotendeels afgebroken en de stenen gebruikt voor de aanleg van de polderdijken.

Het gebouwtje is inmiddels sinds jaar en dag in particuliere handen en is na een inspannende periode door de nieuwe eigenaar ingrijpend gerestaureerd daar het gebouw door weer en wind tot barstens toe was aangetast. De woning is technisch zeer interessant omdat in het inwendige van het huis een gietijzeren constructie is opgenomen die de koepel draagt.

De huidige eigenaar is zeer gesteld op zijn privacy maar heeft wel mee gewerkt aan een fotoreportage over de restauratie van zijn pand. Deze reportage is hier te vinden. Jaarlijks, tijdens ‘open monumentendag’ en het ‘Uit-je tent’ weekend, is Oud-Kraggenburg opengesteld voor publiek en vertelt de bewoner over de geschiedenis van de terp.

1 antwoord
  1. Wout van Olst
    Wout van Olst zegt:

    Hallo, ik zoek extra info over die Jacob Bruintjes die mogelijk de naamgever was van Kraggenburg. Ik heb familie die Bruintjes heet en een voorouder is Jacob Dirks Bruintjes uit Genemuiden. Gehuwd met Jantje Heinen. Schipper van beroep. Zou hij het geweest kunnen zijn? Geboren in 1827

    Beantwoorden

Plaats een reactie (naam E-mail en Site niet verplicht)

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *